Bijlage 2
Aanvullende informatie bij “Onderzoek naar zelfdoding: 10 handvatten om rekening mee te houden”
Vragen naar suïcidale gedachten
Een dichotome vraag over suïcidale gedachten (“heb je er ooit serieus over gedacht om jezelf te doden?”) leidt niet tot een duidelijk onderscheid in mensen met en zonder suïcidale gedachten. In een studie met 1500 respondenten rapporteerden 1184 mensen (79%) suïcidale gedachten [2]. Van de groep met suïcidale gedachten was voor 75% de meest ernstige gedachte “Ik zou mezelf moeten doden” en voor 17% “Misschien zou ik mezelf moeten doden”. Van de groep die géén suïcidale gedachten rapporteerde was voor 27% de meest ernstige gedachte “Ik wou dat ik dood was” of “Misschien zou ik mezelf moeten doden” [2]. Van de mensen die bevestigend antwoordde op de vraag, “heb je ooit een plan gemaakt om jezelf te doden?”, had 93% nagedacht over een methode en 76% over een plaats en had 49% voorbereidingen getroffen. Echter, van degenen die ontkennend antwoordden op de vraag had 65% nagedacht over een methode, 38% over een plaats en had 29% voorbereidingen getroffen. Twee vijfde van de mensen die aangaf geen plan te hebben gaf wel aan zeker te zijn van de methode en plaats. Ook was plannen voor sommigen een proces van maanden en voor anderen van minuten. De informatie die deze vragen kunnen bieden over de ervaring van de respondent is dus beperkt [2].
In een studie met 206 adolescenten had 36% van de deelnemers die rapporteerden geen suïcidale gedachten te hebben, wel passieve suïcidale gedachten. Dit was twee derde van de groep met passieve suïcidale gedachten [3]. Een meta-analyse vond dat de klinische implicaties en het risico op suïcide vergelijkbaar zijn voor actieve en passieve suïcidale gedachten [4]. Daarom lijkt het wenselijk dat een screeningsvraag voor suïcidale gedachten ook mensen met passieve suïcidale gedachten identificeert.
In een studie waarbij twee items van de Clinically Useful Depression Outcome Scale (CUDOS), één voor passieve ideatie en één voor actieve ideatie, werden vergeleken met een interview, bleken de items veel vals positieven te hebben [5]. Wel konden ze onderscheiden tussen actieve en passieve ideatie en de afwezigheid van suïcidale ideatie correct vaststellen.
Vragen naar suïcidepogingen
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat een dichotome vraag over suïcidepogingen, zoals “heeft u in de afgelopen 12 maanden geprobeerd een eind aan uw leven te maken?” verschillend wordt geïnterpreteerd door respondenten.
Ploderl et al. (2011) vergeleken de antwoorden op een dichotome vraag met follow-up vragen over of er zelfverwondingsincidenten waren geweest, en zo ja, met welke methoden, verwondingen en behandelingen (n=1385) [6]. Van de 60 mensen die een poging rapporteerden had 25% geen poging gedaan op basis van de vervolgvragen. De meesten van hen (80%) hadden een afgebroken poging gedaan. Daarnaast waren er 11 mensen die geen poging rapporteerden in de dichotome vraag, maar op basis van de vervolgvragen wel een poging hadden gedaan.
Millner et al. (2015) vergeleken de antwoorden op een dichotome vraag over suïcidepogingen met de antwoorden op uitgebreide open vragen over de poging bij 1500 respondenten geworven via internet [2]. 549 (37%) gaven aan een suïcidepoging te hebben gedaan, maar 59 hadden geen poging gedaan volgens de uitgebreide vragenlijst. 61 van de mensen die bij de dichotome vraag aangaven geen poging te hebben gedaan hadden juist wel een poging gedaan. Het totaal aantal is dus bijna gelijk, maar de vraag wordt niet correct beantwoord door bijna 10% van de respondenten [2].
In een studie met 100 studenten die volgens hun antwoorden op de dichotome vraag een suïcidepoging hadden gedaan, had slechts 60% een poging gedaan volgens een uitgebreid interview. Bij 17% ging het om suïcidale gedachten, bij 13% zelfbeschadiging, bij 7% een afgebroken poging, en bij 3% een onderbroken poging. Een vragenlijst met uitgebreide open vragen kwam dichterbij de resultaten van het interview. Hier kwam uit dat 67% een poging had gedaan [7].
Ook worden soms verschillende antwoorden gegeven, wanneer dezelfde vraag op verschillende momenten wordt gesteld. In een studie waarbij een interviewer vragenlijsten afnam en vroeg of iemand ooit in zijn leven een suïcidepoging had gedaan, en zo ja, hoe vaak en in welk jaar de laatste keer was, gaven mensen op baseline en twee jaar later verschillende antwoorden over de periode voor baseline. Van de mensen die een poging rapporteerden gaf een derde bij baseline wel aan een poging te hebben gedaan en bij de meting na twee jaar niet, of andersom. Hierbij werden er meer pogingen gerapporteerd wanneer mensen ten tijde van de vragenlijst meer psychische klachten hadden en ook wanneer er meer pogingen waren gedaan [8]. Soortgelijke resultaten zijn ook gevonden in andere studies [9-12].
De review van Batterham et al. (2015)
Batterham et al. (2015) voerden een review uit van zelfrapportagevragenlijsten over suïcidale gedachten en gedragingen met als doel om aanbevelingen te doen voor vragenlijsten voor bevolkingsonderzoek onder volwassenen [1]. Zij zochten specifiek naar vragenlijsten waarop gedachten en gedragingen op een schaal werden weergegeven (dus niet dichotoom), omdat deze betrouwbaardere resultaten geven (zie ook de paragraven hierboven). Na eliminatie van lijsten die door een professional moeten worden afgenomen, specifiek voor jongeren of ouderen zijn ontwikkeld of over een ander thema dan suïcide gingen, bleven er 19 over. Deze werden beoordeeld op basis van zes criteria: 1. gedachten én gedragingen worden gemeten, 2. kort en gemakkelijk in gebruik, 3. kwantitatief, 4. wetenschappelijke publicatie over de vragenlijst, 5. goede psychometrische kwaliteit en 6. gratis en vrij te gebruiken. Negen instrumenten vielen af op basis van de eerste vier criteria. Vervolgens waren de ASIQ, BSSI en S-STS de uitgebreide vragenlijsten met de beste psychometrische kwaliteit. De DSI-SS, SBQ-R en SIDAS waren de korte vragenlijsten met voldoende kwaliteit, al zouden alledrie nog baat hebben bij aanvullende evidentie. Voor het gebruik van de drie uitgebreide vragenlijsten (ASIQ, BSSI en S-STS) moet betaald worden. Voor de SBQ-R moet alleen toestemming gevraagd worden voor gebruik. De DSI-SS en de SIDAS hebben geen beperkingen op het gebruik.
De BSSI vraagt of er een poging is gedaan en hoe sterk de wens om te sterven was. De SBQ-R geeft zes opties van niets, tot plannen tot een poging, met of zonder de wens om te sterven. Bij de SIDAS wordt gevraagd hoe dichtbij een poging de respondent is gekomen van 1=‘helemaal niet dichtbij’ tot 5=‘een poging gedaan’. De S-STS vraagt hoe serieus er gepoogd is suïcide te plegen, van 0=’helemaal niet’ tot 4=’extreem’. Van de ASIQ is niet bekend wat precies wordt gevraagd. Van de SIDAS en de BSSI zijn Nederlandse versies beschikbaar, van de overige lijsten (nog) niet.
Bronnen
[1] P. J. Batterham e.a., ‘A systematic review and evaluation of measures for suicidal ideation and behaviors in population-based research.’, Psychological Assessment, vol. 27, nr. 2, pp. 501-512, jun. 2015, doi: 10.1037/pas0000053.
[2] A. J. Millner, M. D. Lee, en M. K. Nock, ‘Single-Item Measurement of Suicidal Behaviors: Validity and Consequences of Misclassification’, PLoS ONE, vol. 10, nr. 10, p. e0141606, okt. 2015, doi: 10.1371/journal.pone.0141606.
[3] I. Gratch, K. M. Tezanos, S. N. Fernades, K.-A. Bell, O. H. Pollak, en C. B. Cha, ‘Single- vs. Multi-Item Assessment of Suicidal Ideation Among Adolescents’, Rhode Island Medical Journal, 2022.
[4] R. T. Liu, A. H. Bettis, en T. A. Burke, ‘Characterizing the phenomenology of passive suicidal ideation: a systematic review and meta-analysis of its prevalence, psychiatric comorbidity, correlates, and comparisons with active suicidal ideation’, Psychological Medicine, vol. 50, nr. 3, pp. 367-383, feb. 2020, doi: 10.1017/S003329171900391X.
[5] D. R. Terrill, C. Rodriguez-Seijas, en M. Zimmerman, ‘Assessing Suicidal Ideation Using a Brief Self-Report Measure’, Psychiatry Research, vol. 297, p. 113737, mrt. 2021, doi: 10.1016/j.psychres.2021.113737.
[6] M. Plöderl, K. Kralovec, K. Yazdi, en R. Fartacek, ‘A Closer Look at Self-Reported Suicide Attempts: False Positives and False Negatives’, Suicide and Life-Threatening Behavior, vol. 41, nr. 1, pp. 1-5, 2011, doi: 10.1111/j.1943-278X.2010.00005.x.
[7] M. A. Hom, T. E. Joiner, en R. A. Bernert, ‘Limitations of a single-item assessment of suicide attempt history: Implications for standardized suicide risk assessment.’, Psychological Assessment, vol. 28, nr. 8, pp. 1026-1030, aug. 2016, doi: 10.1037/pas0000241.
[8] M. Eikelenboom, J. H. Smit, A. T. F. Beekman, A. J. F. M. Kerkhof, en B. W. J. H. Penninx, ‘Reporting suicide attempts: consistency and its determinants in a large mental health study’, International Journal of Methods in Psychiatric Research, vol. 23, nr. 2, pp. 257-266, 2014, doi: 10.1002/mpr.1423.
[9] B. Klimes-Dougan, M. A. Safer, D. Ronsaville, R. Tinsley, en S. J. Harris, ‘The Value of Forgetting Suicidal Thoughts and Behavior’, Suicide and Life-Threatening Behavior, vol. 37, nr. 4, pp. 431-438, 2007, doi: 10.1521/suli.2007.37.4.431.
[10] S. R. Hart, R. J. Musci, N. Ialongo, E. D. Ballard, en H. C. Wilcox, ‘Demographic and Clinical Characteristics of Consistent and Inconsistent Longitudinal Reporters of Lifetime Suicide Attempts in Adolescence Through Young Adulthood’, Depression and Anxiety, vol. 30, nr. 10, pp. 997-1004, 2013, doi: 10.1002/da.22135.
[11] B. Mars e.a., ‘Using Data Linkage to Investigate Inconsistent Reporting of Self-Harm and Questionnaire Non-Response’, Archives of Suicide Research, vol. 20, nr. 2, pp. 113-141, apr. 2016, doi: 10.1080/13811118.2015.1033121.
[12] B. Christl, H.-U. Wittchen, H. Pfister, R. Lieb, en T. Bronisch, ‘The Accuracy of Prevalence Estimations for Suicide Attempts. How Reliably Do Adolescents and Young Adults Report Their Suicide Attempts?’, Archives of Suicide Research, vol. 10, nr. 3, pp. 253-263, sep. 2006, doi: 10.1080/13811110600582539.
Auteur: Yvonne Luigjes, 113 Zelfmoordpreventie, y.luigjes@113.nl | januari 2025